Jezus is geboren rond het begin van onze jaartelling. In die tijd kende elk volk zijn eigen goden en godinnen die ze vereerden. Hun priesters/druïden hadden een vooraanstaande positie in het volk waarin de verering van de goden en godinnen plaatsvond.
Jezus Christus groeide op binnen het Joodse volk en daarmee in de Joodse religie. In deze religie wordt geofferd om de straffen op menselijke zonden van de God (die de Joden kenden als JHWH) af te wenden. Dit offeren was niet uniek, elke godsdienst offerde om de goden gunstig te stemmen, straffen van de godheid af te kopen, of voor het verkrijgen van een gunst. Wel was het uniek dat JHWH slechts één God was die zeer veel functies vervulde. JHWH was de Schepper van de aarde, voorzag in het weer, oogsten, bescherming tegen vijanden en plagen enz. De meeste volken hadden voor elke functie een eigen godheid binnen een systeem met meerdere godheden en wezens. Het Joodse volk had vele verhalen over hoe JHWH het Joodse volk op wonderbaarlijke wijze gered had van de ondergang en onderdrukkende overheden van andere volken. Helaas strafte JHWH niet zuinig wanneer de Joden andere godheden gingen vereren en de wetten van JWHW niet naleefden. Met name godheden waaraan kinderen geofferd werden (lees vermoord) wekte diepe afschuw op bij JHWH.
Jezus leefde in de tijd van het Romeinse rijk, het Joodse volk werd onderdrukt door de Romeinen. Ze hadden door (met name) hun godsdienst een uitzonderingspositie bij de Romeinen, doordat ze geen verering van andere goden tolereerden. Hierdoor stonden ze bekend als een eigenaardig volk bij hun onderdrukkers. Zodoende hadden ze nog enige vrijheid door hun afwijkende religie, de Joden hadden hun eigen religieuze vrijheden en religieuze leiders. Helaas was de religie tegelijkertijd een juk, er waren honderden religieuze wetten die ze na moesten leven en de nodige religieuze gebruiken. Het dagelijks leven was in bijna alle aspecten doordrongen met religieuze handelingen.
Desondanks hechtten de meeste Joden er veel waarde aan en keken de Joden uit naar een Verlosser die JHWH naar hen zou sturen. Om hen te verlossen van de onderdrukking door de machtigere Romeinen. In deze omstandigheden is Jezus opgegroeid, onderdrukt door de Romeinen. Met enige vrijheden door religie, wat tegelijk een enorme last was door de gigantische hoeveelheden wetten en gebruiken. De Joden konden lang niet alle wetten, zowel geboden als verboden naleven doordat het er te veel waren. JHWH strafte als je de wetten niet goed naleefde, wat ongetwijfeld voor veel sociale druk, dilemma’s en vragen heeft geleid bij de toenmalige Joden.
Achtergrond: Jezus’ leven in een notendop
Jezus begon op zijn 30ste jaar met het spreken in het openbaar en het doen van zeer uiteenlopende wonderen, die de verbeeldingskracht vaak te boven gaan. Hij was betrokken bij het Joodse leven en maakte groepen volgelingen en fans. Zijn daden door wonderen waren extraordinair te noemen voor de mensen. Zijn verhalen en zijn reputatie gingen voor hem uit en daarvoor kwamen de mensen kijken om erbij te zijn als het gebeurde. In zijn speeches sprak Jezus vaak over het koninkrijk van God, dit deed hij op vele uiteenlopende wijzen. Hij gaf aan dat het koninkrijk van God meer waard was dan wat ook op deze wereld. Helaas werd het vaak niet begrepen en hadden de mensen er een ander beeld bij. De Joden verwachtten een herstel van hun koningshuis van David en Jezus sprak over een hemels koninkrijk waarin God regeert met engelen en andere hemelse wezens. Daarnaast sprak Jezus over de hartsgesteldheid van mensen en gaf aan dat dit belangrijker is voor God dan het correct uitvoeren van religieuze wetten en gebruiken.
Door zijn enorme invloed maakte Jezus vijanden bij de religieuze Joodse leiders. Zijn boodschap verschilde van wat zij graag wilden horen en ze zagen Hem als een bedreiging voor hun positie. Daarom wilden ze graag van hem af en probeerden hem stilletjes uit de weg te ruimen. Het liep voor hen niet helemaal zoals ze planden. Jezus kreeg een groots publiek onthaal in Jeruzalem, kort voor het belangrijke Joodse paasfeest. Toen ze Jezus hadden opgepakt was de veroordeling uiterst lastig, er was eigenlijk niks waarop ze Hem konden pakken. Alleen dat Hij gezegd had dat Hij de Zoon van God was. Dit was blasfemie en betekende de doodstraf. Helaas konden de Romeinen daar niet mee akkoord gaan. Nadat de Joodse leiders de Romeinse heerser hadden gewezen op zijn corruptie stemde hij in met de doodstraf door publieke kruisiging.
De kruisiging was één van de Romeinse martelingen waarbij de veroordeelde met handen en voeten aan twee houten balken gespijkerd werd, tot de dood erop volgde. Dit was zo afgrijselijk dat alle onderdrukte volken zich wel stil hielden. Deze dood trof ook Jezus, in de bijbel staat beschreven dat Hij afdaalde in de onderwereld en de sleutels van de dood en het dodenrijk heeft meegenomen met zijn opstanding. Jezus werd door zijn volgelingen in een nieuw graf gelegd. Na drie dagen stond Jezus op uit de dood, om vervolgens aan zijn leerlingen te verschijnen. Na enkele weken is Hij naar de hemelse realiteit gegaan. Tien dagen later wordt de Heilige Geest uitgestort over de leerlingen, die vervolgens dezelfde boodschap verkondigen aan alle Joden en bezoekers in Jeruzalem tijdens het pinksterfeest. Ook deden zij vele extraordinaire wonderen. De Joodse leiders hadden nu niet meer één Jezus om mee te dealen, maar een groep mensen die hetzelfde vertellen en doen. De Joodse leiders hadden geen idee, dat hiermee alle profetieën die de Joodse profeten eeuwen eerder hadden uitgesproken over de Verlosser waren voltooid door Jezus Christus.